donderdag 17 september 2020

HERFST 2020 Digitale editie

  


 Bij de voorplaat: Gouden licht van de Herfst.

--------------------------------------------------------

Inhoudsopgave

Brieven van HPB aan de Amerikaanse Conventies     

 Vreugde is Geluk (Agni Yoga)   

De Cellen van het Licht (Inayat Khan)  

Albert Einstein  

Jong Blijven (Omraam) 

AGNI YOGA nr. 424 (vrouwen-Psychische energie)  

Fantasie- (Lloyd Alexander)    

De legende van de blauwe lotus (uit: Occulte verhalen)    

Invloed (Omraam)    

 Verliefd (Rumi)     

 Het maken van twee of meer uit één (verhalen rondom HPB)                             

 -------------------------------------   

                                                                Uit:

BRIEVEN

VAN H. P. BLAVATSKY

AAN DE AMERIKAANSE CONVENTIES: 

“ . . . . Ik ben de Moeder van het Genootschap en heb het geschapen: het heeft mijn magnetisch fluïdum . . . .” The Path, Vol. VII, blz. 123


Blz. 4 . Sedert de stichting van het Genootschap is er een zichtbare verandering gekomen in de geest van de tijd. Zij die ons opdroegen het Genootschap te stichten, voorzagen deze nu snel rijzende golf van transcendentale invloed volgende op die andere golf van de zucht naar louter verschijnselen. Zelfs de Spiritualistische bladen laten langzamerhand de verschijnselen en wonderen ter zijde en vervangen ze meer en meer door wijsgerige beschouwingen. Het Theosofisch Genootschap vormde de voorhoede van deze beweging; doch, hoewel Theosofische denkbeelden zijn doorgedrongen in iedere ontwikkeling of vorm, die de ontwakende spiritualiteit aannam, heeft de zuivere Theosofie als zodanig nog een zware strijd om erkenning te strijden. De dagen van weleer zijn eens en voor goed voorbij en groot is het aantal Theosofen, dat, door bittere ervaring geleerd, plechtig beloofd heeft van het Genootschap niet langer een ‘wonderen-club’ te maken. De zwakkelingen hebben in alle tijden om tekenen en wonderen gevraagd en wanneer deze hun werden onthouden, dan weigerden zij te geloven. Deze zullen de zuivere Theosofie als zodanig nimmer begrijpen. Doch er zijn anderen onder ons die intuïtief beseffen, dat de erkenning van de zuivere Theosofie – de wijsbegeerte, die een redelijke verklaring van de dingen verschaft, en niet de leerstellingen – een levensbelang voor het Genootschap is, daar deze alleen de lichtbaak kan zijn om de mensheid de juiste weg te wijzen.

Dit mag nimmer vergeten worden en ook het volgende feit mag men niet voorbijzien.

Op de dag waarop de Theosofie zijn heiligste en belangrijkste missie volbracht zal hebben – namelijk een groep mensen uit alle landen te verenigen in broederlijke liefde en besloten tot rein altruïstische arbeid, vrij van zelfzuchtige beweegredenen – eerst op die dag zal de Theosofie meer betekenen dan welke broederschap-in-naam ook.

Dit zal inderdaad een wonder en een mirakel zijn, op welks verwezenlijking de mensheid gedurende de laatste 18 eeuwen vergeefs gewacht heeft en dat tot nu toe geen enkele associatie tot stand heeft kunnen brengen.

(..)

Orthodoxie in de Theosofie is mogelijk noch wenselijk. Slechts verschil van mening, binnen zekere grenzen kan, ondanks zijn vele andere lelijke trekken, het Theosofisch Genootschap een levend en gezond lichaam doen blijven. Alleen een grote mate van onzekerheid in het denken van de onderzoekers van de Theosofie maakt zulke gezonde verschillen mogelijk, zonder welke het Genootschap ontaarden zou in een sekte, waarin een bekrompen en verstard geloof de plaats van de levende en ademende geest van de Waarheid en steeds groeiende Kennis zou innemen.

Nieuwe Theosofische leringen zullen gegeven worden naarmate men gereed is ze te ontvangen. Doch er zal niet meer gegeven worden dan de wereld in haar huidig stadium van spiritualiteit met voordeel kan opnemen. Van de verbreiding van de Theosofie – de verwerking van wat reeds is gegeven – hangt het af hoeveel en hoe spoedig meer onthuld zal worden.

(..)

Blz. 5. Niet alle mensen kunnen Occultist zijn, maar allen kunnen wel Theosoof zijn. Velen die nimmer van het Genootschap hoorden, zijn Theosoof zonder het te weten; want het wezen van de Theosofie is het in volkomen harmonie brengen van het goddelijke met het menselijke in de mens, de rechtvaardiging van zijn goddelijke eigenschappen en aspiraties en hun heerschappij over zijn aardse of animale hartstochten. Hem kenmerken voornamelijk vriendelijkheid, afwezigheid van alle onwelwillendheid of zelfzucht, mensenliefde, genegenheid voor alle schepselen en volkomen rechtvaardigheid voor anderen zowel als voor zichzelf. Wie Theosofie onderwijst, predikt het evangelie van liefde; en het omgekeerde hiervan is even waar, - wie het evangelie van liefde predikt, onderwijst Theosofie.

HPB, LONDEN, 3 April 1888

---

Uitgegeven door het Theosofisch Genootschap Nederlandse Afdeling van The Theosophical Society, Covina, Cal., U.S.A.

Ter gelegenheid van de herdenking van de Stichting van The Theosophical Society in 1875 te New York.

1 juli 1950

 

~ *  ~ 

VREUGDE is GELUK

Bovenaards 4 - 763 - Agni Yoga

 


Urusvati* weet dat vreugde een zeldzame vogel is.

Als er één bij uw venster neerstrijkt, wees dan bereid hem binnen te laten. Zelfs de kleinste, eenvoudigste vreugden transformeren de menselijke uitstromingen.

Men kan zich voorstellen hoeveel meer lichtgevend het wezen van de mens wordt wanneer er vreugde is over de Hogere Wereld. Er zijn weldadige chemische reacties te ontdekken die door vreugde worden voortgebracht.

Ziekten kunnen door vreugde worden genezen. Het is tijd dat de wetenschap de waarde van vreugde onderzoekt.

Vaak wordt er gesproken over vreugde om niets, maar dat is een misvatting. Er kan niets gebeuren zonder reden.

Het vermogen een verre oorzaak aan te voelen, toont een hoge mate van verfijning van iemands bewustzijn aan. Gedachtevluchten verdragen geen begrenzing, zo kunnen de vleugels van vreugde vanuit de Bovenaardse Wereld worden geleid.

Men dient aandacht aan de vreugde te schenken die in het hart opwelt.

Er dient echter aan bepaalde mensen uitgelegd te worden dat Wij pure vreugde in gedachten hebben, vreugde over het goede, de vreugde van creativiteit, want anders zullen allen die in boosaardigheid leven, lachen en zich inbeelden dat hun eigen uitstromingen van licht vervuld zullen raken. 

Boosaardigheid brengt sterke giffen voort en stort mensen in duisternis. Denk niet dat Ik het over abstracte grondslagen heb, Ik spreek eenvoudig over de wetten van het menselijk organisme. 

De Denker zei tegen de zoekers naar vreugde: “Vreugde is geluk.”

(Urusvati* Helena Roerich)

~✨~

 

 

De cellen en het Licht.

De cellen hebben het vermogen om licht te absorberen, niet alleen van de zon, maar ook van de sterren en van kosmische straling, omdat de hele ruimte niet alleen bezaaid is met licht - het is een oceaan van licht.

Geactiveerd door dit licht, beginnen de elektronen in de atomen in moleculen in de cellen die energie te gebruiken om zichzelf te bevrijden van de beperking van hun routine-orbitaal, en ze beginnen te dansen.

De vrijheid die ze genieten omdat ze zich voeden met licht is iets dat je moet ervaren.

De dans van de atomen!

In feite jubelen ze van vreugde.

Als we ons bewust worden van wat er in ons lichaam gebeurt, dan jubelen onze zielen van vreugde en nemen deel aan de choreografie van de hemel.

Pir Vilayat Inayat Khan

 

💫~

 

Einstein



In haar artikel “ Wat zijn de theosofen? ”, Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891) schreef:

'…. Zodra een student de oude en platgetreden snelweg van routine verlaat en het eenzame pad van onafhankelijk denken betreedt - naar God toe - is hij een theosoof; een oorspronkelijke denker, een zoeker naar de eeuwige waarheid met 'een eigen inspiratie' om de universele problemen op te lossen. "

En ze voegde eraan toe:

'Met ieder mens die op zijn eigen manier ernstig op zoek is naar kennis van het goddelijke beginsel, van de relatie van de mens ermee, en de manifestaties ervan in de natuur, is theosofie verbonden. Het is eveneens de bondgenoot van eerlijke wetenschap, in tegenstelling tot veel dat doorgaat voor exacte, fysische wetenschap, zolang deze niet op de domeinen van psychologie en metafysica stort. En het is ook de bondgenoot van elke eerlijke religie - namelijk een religie die bereid is om beoordeeld te worden door dezelfde tests als die van toepassing is op de andere. "

Volgens deze definitie was Einstein een theosoof. Hij was ook een langdurige persoonlijke lezer van Helena Blavatsky's. [1]

[1] Sylvia Cranston demonstreerde dat Einstein een lange tijd student was van "De Geheime Leer", het meesterwerk geschreven door mevrouw Blavatsky. Zie "HPB - The Extraordinary Life and Influence of Helena Blavatsky, Founder of the Modern Theosophical Movement", door Sylvia Cranston, een Jeremy P. Tarcher / Putnam Book, uitgegeven door GP Putnam's Sons, New York, 1994, 648 pagina's. Zie voorwoord, p. XX; blz. 434-435; en noot 22 bij deel 7 van het boek, op pp. 605-606. (CCA)

Dit is het eerste van de drie fragmenten die volgen, die zijn overgenomen van pp. 40-49 van het deel " Ideas and Opinions ", door Albert Einstein. Het boek is gebaseerd op Mein Weltbild , onder redactie van Carl Seelig, met nieuwe vertalingen en revisies door Sonja Bargmann. Het werd in 1954 uitgegeven door Bonanza Books, New York, met 378 pagina's.

Het eerste en korte fragment beschrijft het hogere, contemplatieve aspect van wetenschappelijke activiteiten.

1. de religieuze geest van de wetenschap

Albert Einstein: [ Mein Weltbild , Amsterdam: QueridoVerlag , 1934.]

‘U zult er nauwelijks een vinden onder de diepere wetenschappelijke geesten zonder een eigen religieus gevoel. Maar het verschilt van de religiositeit van de naïeve man. Voor de laatste is God een wezen van wiens zorg men hoopt te profiteren en wiens straf men vreest; een sublimatie van een gevoel dat lijkt op dat van een kind voor zijn vader, een wezen voor wie men, om zo te zeggen, in een persoonlijke relatie staat, hoe diep het ook mag zijn van ontzag.

Maar de wetenschapper is bezeten door het gevoel van universele causaliteit. De toekomst is voor hem net zo noodzakelijk en bepaald als het verleden. Er is niets goddelijks aan moraliteit; het is een puur menselijke aangelegenheid. Zijn religieuze gevoel neemt de vorm aan van een meeslepende verbazing over de harmonie van de natuurwet, die een intelligentie onthult van zo'n superioriteit dat, vergeleken daarmee, al het systematische denken en handelen van mensen een volkomen onbeduidende weerspiegeling is. Dit gevoel is de leidraad van zijn leven en werk, voor zover hij erin slaagt zichzelf te behoeden voor de ketenen van zelfzuchtig verlangen. Het staat buiten kijf en lijkt sterk op datgene wat de religieuze genieën van alle leeftijden heeft bezeten.’

----

Van de website:

https://www.helenablavatsky.org/search/label/Albert%20Einstein

 

--------------------------------------------------------

Jong blijven

💛

Omraam Mikhaël Aïvanhov



Jong blijven' is een ideaal geworden in deze tijd en toch leert de huidige cultuur de mensen om zo vlug mogelijk oud te worden.

Nee, natuurlijk niet lichamelijk: iedere dag worden talloze producten en methodes uitgevonden om fysiek in vorm te blijven, de lijn te behouden, rimpels te laten verdwijnen enz.

Maar van binnen, psychisch gezien, worden mannen en vrouwen steeds vroeger oud, want steeds eerder laten zij de eenvoud, de spontaniteit en het vertrouwen varen, en tonen ze zich wantrouwig, berekenend, verwaand en saai.

Wilt u jong blijven?

Dan is er slechts één methode: laat uw hart blijven als dat van een kind, altijd levend, vol liefde, in alles geïnteresseerd.

Een hart dat vlug vergeeft, zich verheugt in de kleinste dingen en krenkingen, verdriet en mislukkingen snel vergeet.

Een hart dat bereid is om de hele wereld lief te hebben en te omarmen, dat niet ineenkrimpt, dat niet verkilt.

Zolang u de warmte van uw hart behoudt, kunt u niet oud worden.

~*~

AGNI YOGA nr. 424

…”Wanneer psychische energie de haar toekomende plaats inneemt,

wanneer vrouwen als de beschermsters van de cultuur optreden,

wanneer samenwerking tot de grondslag van de opbouw wordt gemaakt,

dan zal het hele leven veranderen.”…


From AUM nr. 424: …” When psychic energy occupies its due position, when woman enters as the protectress of culture, when cooperation is made the basis of the structure—then all life will become transformed.”…

~  *  ~

Fantasie is nauwelijks een ontsnapping uit de realiteit.

Het is een manier om het te begrijpen.

Lloyd Alexander

Fantasy is hardly an escape from reality.

It's a way of understanding it.

 

***


 
De legende van de blauwe lotus (uit: Occulte verhalen)

 De titel van elk tijdschrift of boek zou een betekenis moeten hebben, en vooral zou dit het geval moeten zijn voor een theosofische publicatie. Een titel moet het beoogde doel tot uitdrukking brengen, als het ware de inhoud symboliseren van het artikel. Omdat de allegorie de ziel is van de oosterse filosofie, kan men als bezwaar maken dat aan de titel ‘De blauwe lotus’ niets is te zien, afgezien van de naam van een waterplant, de Nymphaea Cerulea of Nelumbo. Bovendien zou een lezer van dit kaliber slechts de blauwe kleur opmerken van de inhoudsopgave van ons tijdschrift.

Om zo’n misverstand te vermijden, zullen we proberen onze lezers in te wijden in de algemene symboliek van de lotus en de bijzondere symboliek van de blauwe lotus. Deze mysterieuze en heilige plant is door de eeuwen heen zowel in Egypte als in India beschouwd als een symbool van het heelal. Er is geen monument in de vallei van de Nijl, geen papyrus, waarop deze plant niet een ereplaats heeft. Op de kapitelen van de Egyptische zuilen, op de tronen en zelfs op de hoofdtooien van de goddelijke koningen, overal wordt de lotus gebruikt als een symbool van het heelal. Het werd onvermijdelijk een onmisbaar attribuut van iedere scheppende god en godin, waarbij laatstgenoemde filosofisch gezien slechts het vrouwelijke aspect is van de god die eerst tweeslachtig was en later mannelijk.

Uit de padmayoni, ‘de boezem van de lotus’, uit de absolute ruimte, of uit het heelal buiten ruimte en tijd, emaneert de kosmos, die is geconditioneerd en beperkt door ruimte en tijd. De hiranyagarbha, ‘het ei’ (of de schoot) van goud, waaruit Brahma tevoorschijn komt, wordt vaak de hemelse lotus genoemd. De god Vishnu – de synthese van de trimurti of de hindoedrie-eenheid – drijft tijdens de ‘nachten van Brahma’ slapend op de oerwateren, uitgestrekt op de bloem van een lotus. Zijn godin, de schone Lakshmi, die oprijst uit de schoot van de wateren, zoals Venus-Aphrodite, heeft een witte lotus onder haar voeten. Bij het karnen van de melkoceaan – een symbool van ruimte en van de melkweg – door de goden die waren bijeengekomen, verscheen Lakshmi, godin van de schoonheid en moeder van de liefde (kama) en gevormd uit het schuim van de golven, aan de verbaasde goden, drijvend op een lotus met een andere lotus in haar hand.

Zo zijn de twee belangrijkste titels van Lakshmi ontstaan; padma, de lotus, en kshirabdhi-tanaya, dochter van de melkoceaan. Gautama de Boeddha werd nooit verlaagd tot het niveau van een god, ondanks het feit dat hij in historische tijden de eerste sterveling was die onbevreesd genoeg was om de zwijgende sfinx, die we het heelal noemen, te ondervragen en daaraan ten slotte de geheimen van leven en dood te ontfutselen. Hoewel hij nooit werd vergoddelijkt, herhalen we, werd hij niettemin door generaties in Azië erkend als de Heer van het heelal. Daarom wordt deze overwinnaar en meester van de wereld van het denken en de filosofie afgebeeld zittend op een lotus in volle bloei, een embleem van het heelal dat door hem is doorgrond. In India en Ceylon heeft de lotus in het algemeen een goudkleur; onder de boeddhisten van het noorden is hij blauw.

Maar er bestaat ergens op de wereld een derde soort lotus – de Zizyphus. Wie ervan eet vergeet zijn vaderland en allen die hem lief zijn, zo zeggen de Ouden. Laten we dit voorbeeld niet volgen. Laten we ons geestelijk thuis niet vergeten, de wieg van de mensheid, en de geboorteplaats van de blauwe lotus.

Laten we de sluier van vergetelheid, die een van de oudste allegorieën bedekt, optillen – een vedische legende die echter door de brahmaanse kroniekschrijvers is bewaard. Maar omdat de kroniekschrijvers de legende ieder op hun eigen manier hebben naverteld en hun eigen variaties (1) hebben aangebracht, geven we het verhaal hier niet volgens de bewerkingen en onvolledige vertalingen van de oriëntalisten maar volgens de gangbare versie. Op die manier wordt het door de oude barden van Rajasthan gezongen, wanneer ze op de hete avonden van het regenseizoen komen en gaan zitten op de veranda van de bungalow van de reiziger. We laten de oriëntalisten dus over aan hun fantastische speculaties. Wat doet het ertoe of de vader van de zelfzuchtige en laffe prins, die de oorzaak was van de transformatie van de witte lotus in de blauwe lotus, Harischandra of Ambarisha wordt genoemd? Namen hebben niets te maken met de naïeve poëzie van de legende, noch met de moraal ervan – want er is een moraal in te vinden als we goed opletten. We zullen al snel zien dat de hoofdepisode in het verhaal merkwaardig veel lijkt op een andere legende – die over de bijbelse Abraham en het offer van Izaäk. Is dit niet een bewijs temeer dat de geheime leer van het Oosten een goede reden kan hebben om te beweren dat de naam van de aartsvader noch Chaldeeuws noch Hebreeuws is, maar eerder een epitheton en een Sanskrietbijnaam met de betekenis a-bram, dat wil zeggen iemand die een niet-brahmaan (2) is, een gedebrahmaniseerde brahmaan, iemand die is verlaagd of die zijn kaste heeft verloren? Hoe kunnen we hierna ontkomen aan de gedachte dat we onder de moderne joden de chandala’s van de tijd van rishi Agastya kunnen vinden – de metselaars van wie de vervolging 8000 tot 10.000 jaar geleden begon, maar die 4000 jaar vóór de christelijke jaartelling naar Chaldea emigreerden – als er zoveel populaire legenden in Zuid-India zijn die ons herinneren aan bijbelse verhalen? Louis Jacolliot spreekt hierover in verschillende van zijn eenentwintig boekdelen over het brahmaanse India, en hij heeft ditmaal gelijk.

 

We zullen er een andere keer over spreken. Intussen is hier de legende van

De blauwe lotus


Eeuw na eeuw is voorbijgegaan sinds Ambarisha, koning van Ayodhya, regeerde in de stad die werd gesticht door de heilige Manu Vaivasvata, de zoon van de zon. De koning was een Suryavansa (een afstammeling van het zonneras), en hij beweerde een heel trouwe dienaar te zijn van de god Varuna (3), de Eeuwige, de grootste en machtigste god in de Rig-Veda. Maar de Eeuwige had zijn vereerder mannelijke erfgenamen ontzegd en dit maakte de koning erg ongelukkig.

‘Helaas!’ klaagde hij iedere ochtend wanneer hij zijn puja aan de lagere goden opdroeg, ‘helaas! Wat heeft het voor zin om de grootste koning op aarde te zijn als de Eeuwige me een erfgenaam van mijn eigen bloed ontzegt! Als ik eenmaal dood ben en op de brandstapel lig, wie zal dan de vrome plichten van een zoon verrichten, en mijn levenloze schedel verbrijzelen om mijn ziel van deze aardse ketenen te bevrijden? Welke vreemde handen zullen er met volle maan de rijst van de sraddha-ceremonie offeren om mijn geest te eren? Zullen zelfs de vogels van de dood (4) zich niet afwenden van het begrafenisfeest? Want mijn schaduw, die door zijn grote wanhoop aan aardse zaken is gebonden, zal hen beslist niet toestaan er deel aan te hebben!’(5)

De koning was zo aan het jammeren toen zijn grihastha (familiepriester) hem inspireerde met het idee om een gelofte te doen. Als de Eeuwige hem twee of meer zonen zou sturen, zou hij de god beloven de oudste zoon in een openbare ceremonie aan Hem te offeren wanneer deze de puberteit heeft bereikt. Aangetrokken door deze belofte van bloedend en rokend vlees – zo geliefd bij alle grote goden – accepteerde Varuna de belofte van de koning, en de gelukkige Ambarisha kreeg een zoon, gevolgd door verschillende andere. De oudste zoon, op dat moment de erfgenaam van de troon, heette Rohita (de rode) en kreeg de bijnaam Devarata – wat letterlijk vertaald betekent: door god gegeven. Devarata groeide op en werd al snel een werkelijke droomprins, maar als we de legenden mogen geloven, was hij even zelfzuchtig en geslepen als dat hij mooi was.

Toen de prins de vereiste leeftijd bereikte, droeg de Eeuwige die via de mond van dezelfde hofpriester sprak, de koning op om zijn belofte te houden; maar toen Ambarisha elke keer een excuus bedacht om het uur van zijn offer uit te stellen, raakte de Eeuwige ten slotte geïrriteerd. En omdat hij een jaloerse en boze god was, dreigde hij de koning met al zijn goddelijke toorn.

Lange tijd hadden noch bevelen noch dreigementen het gewenste effect. Zolang er heilige koeien waren om van de koninklijke koestallen te worden overgebracht naar die van de brahmanen, zolang er geld in de schatkist was om de tempelcrypten te vullen, slaagden de brahmanen erin Varuna rustig te houden. Maar toen er geen koeien meer waren, toen er geen geld meer was, dreigde de Eeuwige om het paleis met de koning en zijn erfgenamen te verzwelgen, en, als ze zouden ontsnappen, om ze levend te verbranden. De arme koning, die geen uitweg meer zag, riep zijn eerstgeboren zoon bij zich en bracht hem op de hoogte van het lot dat hem wachtte. Maar Devarata hield zich doof voor die berichten. Hij weigerde zich te onderwerpen aan zowel de vaderlijke als de goddelijke wil.

Dus, toen de offervuren waren ontstoken en alle goede mensen uit de stad Ayodhya vol emotie waren bijeengekomen, was de troonopvolger niet bij het feest aanwezig.

Hij hield zich verborgen in de wouden van de yogi’s.

Deze wouden werden bewoond door heilige kluizenaars, en Devarata wist dat men hem daar niet zou kunnen bereiken of overvallen. Hij zou daar kunnen worden bezocht, maar niemand zou hem kwaad kunnen doen – zelfs Varuna, de Eeuwige, niet. Het was allemaal heel eenvoudig. De religieuze ascese van de aranyaka’s (de heilige mannen van de wouden), en enkelen van hen waren daitya’s (titanen, een ras van reuzen en demonen), gaf hen zo’n overwicht dat alle goden beefden voor hun macht en hun bovennatuurlijke vermogens – zelfs de Eeuwige.

Deze antediluviale yogi’s, zo scheen het, beschikten over het vermogen om naar willekeur zelfs de Eeuwige te vernietigen – misschien omdat ze hem zelf in het leven hadden geroepen.

Devarata bleef enkele jaren in de wouden; ten slotte kreeg hij genoeg van dat leven. Hij liet zich vertellen dat hij Varuna kon tevredenstellen met een substituut die zichzelf in zijn plaats zou offeren op voorwaarde dat het slachtoffer de zoon van een rishi was; hij begon zijn zoektocht en vond ten slotte wat hij zocht.

In het land rond de met bloemen bedekte oevers van het bekende Pushkarameer was hongersnood, en een heel oude man, Ajigarta (6) genaamd, stond op het punt van de honger te sterven, evenals zijn hele familie. Hij had verschillende zonen van wie de tweede, Sunahsepa, een deugdzame jongeman, zich eveneens voorbereidde om een rishi te worden. De handige Devarata trok voordeel uit zijn armoede en dacht terecht dat een hongerige maag veel beter zou luisteren dan een gevulde maag, en bracht de vader op de hoogte van zijn levensverhaal. Daarna bood hij hem honderd koeien aan in ruil voor Sunahsepa, als plaatsvervangend vleesoffer op het altaar van de Eeuwige. De deugdzame vader weigerde eerst kortaf, maar de vriendelijke Sunahsepa bood uit eigen beweging zichzelf aan, en richtte zich tot zijn vader:

‘Wat is de waarde van één leven voor een man als hij dat van vele anderen kan redden? De Eeuwige is een grote god en zijn mededogen is oneindig; maar hij is ook een jaloerse god en hij is snel boos en vol van wraak. Varuna is de heer van de verschrikking, en de dood gehoorzaamt zijn bevel. Zijn geest zal niet voor altijd blijven twisten met iemand die hem ongehoorzaam is. Het zal hem berouwen dat hij de mens heeft geschapen, en zal dan honderdduizend lakhs (7) onschuldige mensen verbranden voor één man die schuldig is. Als zijn slachtoffer hem zou ontsnappen, zal hij zeker alle rivieren laten opdrogen, ons land verschroeien en onze zwangere vrouwen opensplijten – in zijn oneindige goedheid. Vader, laat me dan mezelf opofferen in plaats van deze vreemdeling die ons honderd koeien aanbiedt. Die som zou u en mijn broeders ervoor behoeden te sterven van honger en zou duizenden anderen redden van een vreselijke dood. Tegen deze prijs is het opgeven van het leven iets aangenaams.’

De oude rishi stortte enkele tranen, maar hij gaf ten slotte toestemming en begon de offerbrandstapel voor te bereiden. (8)

Het Pushkarameer (9) was een van die plekken op deze aarde die geliefd waren bij de godin Lakshmipadma (witte lotus); ze dook vaak in het frisse water, opdat ze haar oudste zuster Varuni zou kunnen bezoeken, de echtgenote van de god Varuna.(10) Lakshmipadma hoorde het voorstel van Devarata, was getuige van de wanhoop van de vader, en bewonderde de toewijding van de zoon Sunahsepa. Vol medelijden liet de moeder van liefde en mededogen de rishi Visvamitra komen, een van de zeven oorspronkelijke Manu’s en een zoon van Brahma, en slaagde erin hem te interesseren in het lot van haar beschermeling. De grote rishi beloofde haar te helpen. Hij verscheen aan Sunahsepa, maar bleef voor de anderen onzichtbaar, en leerde hem twee heilige verzen (mantra’s) uit de Rig-Veda, en liet hem beloven deze op de brandstapel te reciteren. Wie deze twee mantra’s (aanroepingen) uitspreekt, dwingt de hele verzameling van de goden, met Indra aan het hoofd, te komen om hem te redden, en daardoor wordt hijzelf in dit leven een rishi, of in zijn volgende incarnatie.

Het altaar was opgericht langs de oever van het meer, de brandstapel was gereedgemaakt en de menigte was verzameld. Nadat hij zijn zoon op het geparfumeerde sandelhout had gelegd en hem had vastgebonden, voorzag Ajigarta zich van het offermes. Hij stond juist op het punt zijn bevende arm boven het hart van zijn geliefde zoon te verheffen, toen de jongen de heilige verzen begon te zingen. Er was even een moment van aarzeling en van groot verdriet, en toen de jongen het einde van de mantra bereikte, stak de oude rishi het mes in de borst van Sunahsepa.

Maar, o! wat een wonder! Op dat moment kwam Indra, de god van het blauwe gewelf (het heelal) tevoorschijn uit de hemel en daalde af middenin de ceremonie. Hij wikkelde de brandstapel en het slachtoffer in een dikke blauwe mist; de mist doofde de vlam van de brandstapel en maakte de touwen los die de jongeman gevangen hielden. Het scheen alsof een hoek van de azuren hemel naar omlaag was gekomen naar die plek en het hele land verlichtte en het hele tafereel kleurde met een gouden blauw. Verschrikt viel de menigte en ook de rishi zelf ter aarde, halfdood van angst.

Toen ze tot zichzelf waren gekomen, was de mist opgetrokken en had de plek een volledige verandering ondergaan.

De vuren van de brandstapel waren vanzelf weer aangegaan, en daarop kon men een hinde (rohit) (11) uitgestrekt zien liggen die niemand anders was dan prins Rohita, de Devarata, wiens hart was doorboord met het mes dat hij voor een ander had bestemd, en die zelf lag te branden als een offer voor zijn zonde.

Op korte afstand van het altaar lag Sunahsepa vredig te slapen, eveneens uitgestrekt maar op een bed van lotussen; en op de plaats op zijn borst waar het mes was neergekomen zag men een mooie blauwe lotus bloeien. Het Pushkarameer dat kort tevoren nog bedekt was met witte lotussen waarvan de bladeren in de zon schitterden als zilveren kopjes vol met amrita, (12) weerspiegelde nu de azuren hemel – de witte lotussen waren blauw geworden.

Daarna werd een melodieuze stem gehoord, als het geluid van de vina (13) dat vanuit de diepten van het water opsteeg in de lucht, en deze stem sprak de volgende vloek uit:

‘Een prins die niet weet hoe hij voor zijn onderdanen moet sterven is niet waardig te regeren over de kinderen van de zon. Hij zal worden wedergeboren in een ras van roodharige mensen, een barbaars en zelfzuchtig volk, en de naties die van hem afstammen zullen als erfgoed slechts het land van de ondergaande zon [het Westen] bezitten. De jongere zoon van een bedelaar en asceet, die zijn leven zonder te aarzelen opoffert om het leven van anderen te redden, zal koning worden en zal in plaats van hem regeren.’

Een gemompel van instemming zette het tapijt van bloemen in beweging dat over het meer lag uitgespreid. De lotussen openden hun blauwe harten voor het gouden zonlicht, en glimlachten met vreugde en zonden een gezang van geuren naar Surya, hun zon en meester. De hele natuur verheugde zich, behalve Devarata, die toen maar een handjevol as was.

Hoewel Visvamitra, de grote rishi, al de vader was van honderd zonen, adopteerde hij toen Sunahsepa als zijn oudste zoon en als voorzorgsmaatregel vervloekte hij bij voorbaat iedereen die zou weigeren de laatstgeborene van de rishi als de oudste van zijn kinderen te erkennen en als de wettige erfgenaam van de troon van koning Ambarisha.

Door dit decreet werd Sunahsepa in zijn volgende incarnatie geboren in de koninklijke familie van Ayodhya en regeerde 84.000 jaar over het zonneras.

Wat betreft Rohita – ook al was hij Devarata of door god gegeven – hij onderging het lot waartoe Lakshmipadma hem had veroordeeld. Hij incarneerde in de familie van een buitenlander zonder kaste (Mlechchha-Yavana) en werd de voorouder van de barbaarse en roodharige rassen die in het Westen wonen.

De blauwe lotus werd gevestigd om die rassen te bekeren.

Als een van onze lezers zou twijfelen aan de historische juistheid van het avontuur van onze voorouder, Rohita, en aan de transformatie van de witte in een blauwe lotus, dan wordt hij uitgenodigd een reis naar Ajmer te maken.

Als hij eenmaal daar is, hoeft hij slechts naar de oevers te gaan van het drie keer gezegende meer, Pushkara genoemd, waar iedere pelgrim die baadt tijdens de volle maan van de maand Kartika (oktober-november) de hoogste heiligheid bereikt, zonder enige andere inspanning. Daar zouden de sceptici met hun eigen ogen de plaats zien waar de brandstapel van Rohita werd gebouwd, en ook de wateren die in die vervlogen dagen door Lakshmi werden bezocht.

Ze zouden misschien zelfs de blauwe lotussen zien, als de meeste ervan sindsdien niet waren veranderd, als gevolg van een nieuwe transformatie die door de goden is bevolen, in heilige krokodillen die niemand mag verstoren. Deze transformatie biedt aan negen van de tien pelgrims die in het water van het meer springen de gelegenheid om nirvana bijna onmiddellijk in te gaan, en is ook de oorzaak ervan dat de heilige krokodillen de vetste van hun soort zijn.

Noten

Vergelijk het verhaal van Sunahsepa in het Bhagavata Purana 9:16:35 en in het Ramayana, boek 1, hfst. 60; Manu, 10:105; Kulluka-Bhatta (de historicus); Bahurupa en het Aitareya Brahmana; Vishnu Purana, enz., enz. Elk boek geeft zijn eigen versie.

Het partikel a in het Sanskrietwoord wijst daar duidelijk op. Geplaatst voor een zelfstandig naamwoord betekent dit partikel altijd een ontkenning of het tegenovergestelde van de betekenis van de uitdrukking die er volgt. Dus sura (god), geschreven a-sura, wordt niet-god, of de duivel; vidya is kennis, en a-vidya is onwetendheid of het tegenovergestelde van kennis, enz., enz.

Het is pas veel later in het orthodoxe pantheon en in het symbolische pantheïsme van de brahmanen dat Varuna de Poseidon of Neptunus werd die hij nu is. In de Veda’s is hij de oudste van de goden, identiek met Ouranos van de Grieken, dat wil zeggen een personificatie van de hemelse ruimte en de oneindige goden, de schepper en heerser van hemel en aarde, de koning, de vader en de meester van de wereld, van goden en van mensen. De Ouranos van Hesiodus en de Griekse Zeus zijn één.

Raven en kraaien.

Het sraddha is een ceremonie die gedurende negen dagen na de dood door de nauwste familieleden van de overledene wordt verricht. Het was ooit een magische ceremonie. Nu bestaat het echter, evenals andere praktijken, voornamelijk uit het rondstrooien van balletjes gekookte rijst voor de deur van het huis van de overledene. Als de kraaien de rijst direct opeten is dat een teken dat de ziel is bevrijd en rust heeft. Als deze vraatzuchtige vogels het voedsel niet aanraken, is dat een bewijs dat de pisacha of bhuta (schaduw) aanwezig is en hen daarvan weerhoudt. Ongetwijfeld is het sraddha een bijgeloof, maar zeker niet meer dan novenen of missen voor de doden.

Anderen noemen hem Rishika en noemen koning Ambarisha, Harischandra, de beroemde heerser die een toonbeeld was van alle deugden.

Een lakh is een maat van 100.000, van hetzij mensen óf geldstukken.

Manu (Boek 10:105) zinspeelt op dit verhaal en merkt op dat Ajigarta, de heilige rishi, geen zonde beging om het leven van zijn zoon te verkopen, omdat het offer zijn leven spaarde en dat van zijn hele familie. Dit doet ons denken aan een andere legende, die moderner is, die zou kunnen dienen als een parallel voor de oudere. At graaf Ugolino, veroordeeld om in zijn kerker de hongerdood te sterven, niet zijn eigen kinderen op ‘om voor hen het leven van een vader te behouden’? De bekende legende van Sunahsepa is mooier dan het commentaar van Manu – kennelijk een inlassing van sommige brahmanen in vervalste manuscripten.

Dit meer wordt soms in onze tijd Pokhar genoemd. Het is een plek die bekend is om zijn jaarlijkse pelgrimstocht, en is heel mooi gelegen op vijf Engelse mijlen van Ajmer in Rajasthan. Pushkara betekent ‘de blauwe lotus’, omdat het oppervlak van het meer is bedekt met een tapijt van deze mooie planten. Maar volgens de legende waren ze eerst wit. Pushkara is ook de eigennaam van een man, en de naam van een van de ‘zeven heilige eilanden’ in de geografie van de hindoes, de sapta dvipas.

Varuni, godin van de warmte (later godin van de wijn), werd eveneens geboren uit de melkoceaan. Van de ‘veertien kostbare voorwerpen’ die door het karnen werden voortgebracht, verscheen zij als tweede en Lakshmi als laatste, voorafgegaan door de beker met amrita, de drank die onsterfelijkheid verleent

Een woordspeling. Rohit is Sanskriet voor een vrouwelijke hert, een hinde, en rohita betekent ‘rood’. Volgens de legende was hij wegens zijn lafheid en angst voor de dood door de goden in een hinde veranderd.

Het elixer dat onsterfelijkheid verleent.

Een soort luit. Een instrument dat zou zijn uitgevonden door de god Siva.

***

De chakra’s van de Aarde, verankeren een nieuwe frequentie.

____ 

Invloed ~ Omraam Mikhaël Aïvanhov

Het hangt altijd van u af, of u al dan niet een invloed aanvaardt.

Zelfs de geesten uit de hel kunnen u niet verplichten.

Natuurlijk, als u geen onderscheidingsvermogen hebt, als u geen voorzorgen neemt, als u niet weet hoe u zichzelf moet beschermen, kunnen ze u beïnvloeden.

Zij houden u verschillende soorten lokaas voor, en als u de haak inslikt, valt u in hun net en daarna leiden zij u zachtjes, onmerkbaar, naar uw ondergang.



God heeft hun deze macht gegeven… maar slechts als u zwak bent, niet voorgelicht.

Hebt u zich eenmaal laten meetrekken in de richting, waarnaar de duistere geesten u willen leiden, dan hebben zij een geweldige macht over u.

Maar u bent daar zelf schuldig aan; ze zijn wat ze zijn, ze hebben toestemming om verleiders te zijn.

Het is aan u om helder, waakzaam te zijn, om niet in hun strikken terecht te komen.

☀️

Verliefd ~Rumi

'Als ik verliefd ben, schaam ik me voor alles wat ik ooit gezegd heb over liefde.

Woorden maken dingen soms duidelijk, maar woordeloze liefde is veel verhelderend.

Zoals de pen die druk bezig was met schrijven ... totdat hij verliefd werd,

toen het in stukken viel '.

'When I am in love, I am ashamed of all I have ever said about love.

Words, sometimes make things clear, but wordless love is far more illuminating.

Like the pen that was busily writing.. until it came to love,

when it shattered into pieces '.

 

***

Het maken van twee of meer uit één - 

uit De Dagboekbladen van Henry Olcott



Een zeer belangwekkend verschijnsel is het verdubbelen van voorwerpen, het maken van twee of meer uit één.

De briefschrijver brengt een avond bij ons door en treft een aantal andere bezoekers aan en van een hunner behoort hij het volgende verhaal van wat hij H. P. B. zag doen.

“Ik weet dat het u ongelofelijk zal toeschijnen, mijn waarde”, zei mijn vriend, “want dat lijkt het mij ook wanneer ik er op terugzie, toch weet ik tegelijkertijd dan mijn zinnen mij niet hebben bedrogen. Bovendien was toentertijd een kennis bij mij. Ik heb Madame dingen zien scheppen.” Dingen scheppen!”, riep ik uit. “Ja, dingen scheppen – ze uit niets zien voortbrengen. Ik kan je twee voorbeelden aanhalen:

“Madame, mijn vriend en ik waren op zekere dag uitgegaan en bekeken de winkels, toen zij zei, dat zij graag verscheidene van die verluchte alfabetten wilde hebben, die in bladen worden uitgegeven, zoals de plakplaatjes van vogeltjes, bloemen en dieren, welke zo geliefd zijn als versiering voor aardewerk en vazen. Zij was bezig een plakboek te maken en wenste het titelblad te zetten met die mooie gekleurde letters. Nu, wij zochten overal maar konden ze niet krijgen, tot wij op het laatste nog net één blad vonden, dat de zesentwintig letters bevatte, ergens op de Sixth Avenue. Madame kocht dit ene blad en wij gingen naar huis. Zij had natuurlijk verscheidene bladen nodig, maar daar zij die niet kon krijgen, gebruikte zij alvast van dit alfabet wat zij kon. Mijn vriend en ik gingen naast haar kleine tafel zitten, terwijl zij haar plakboek voor de dag haalde en haar letters ijverig begon in te plakken. Kort daarop riep zij ongeduldig uit: “Ik moet twee S’s, twee P’s en twee A’s hebben!” “Zal ik ze voor u gaan halen uit de stad”, zei ik. “Ik denk wel dat ik ze ergens zal kunnen vinden.”

“Nee, dat hoeft niet”, antwoordde zij. En toen plotseling opkijkende: “Wilt u eens zien, dat ik er een paar maak?” “Een paar maken? Hoe dat? Schilderen?” ”Neen, maken precies zo als deze.” “Maar hoe is dat mogelijk? Deze zijn met de machine gedrukt.” “Het is toch mogelijk, kijk!” Zij legde haar vinger op de S en keek er op. Zij keek met onbeschrijfelijke intensiteit. Haar wenkbrauwen stonden uit. Zij scheen werkelijk de geest van de wil. Na een halve minuut ongeveer glimlachte zij, lichtte haar vinger op en nam twee S’s op, nauwkeurig aan elkaar gelijk, terwijl zij uitriep: “Het is gedaan!” Hetzelfde deed zij met de P.

“Toen dacht mijn vriend: “Als dit voor de gekhouderij is, kan men er achter komen. In één alfabet kan maar één letter zijn van dezelfde soort. Ik zal haar op de proef stellen.” Daarom zei hij: “Madame, stel dat u nu eens de twee letters, in plaats van ze afzonderlijk te maken, aan elkaar vastzet, aldus A-A?”

“Het maakt voor mij geen verschil hoe ik het doe”, hernam zij onverschillig en haar vinger op de A plaatsend nam ze die na enige seconden op en reikte hem twee A’s over, aan elkaar gezet zoals hij dat gewenst had. Zij waren als uit eenzelfde stuk papier geslagen. Er waren geen naden of (kunstmatige) samenvoegingen van enige soort. Zij moest ze van elkaar knippen om ze te kunnen gebruiken. Dit gebeurde in het volle daglicht, niemand was tegenwoordig dan mijn vriend en ik, en zij deed het eenvoudig voor haar eigen gemak.

“Wij waren beiden verbluft en overweldigd door verbazing. Wij onderzochten de letters met de grootste oplettendheid. Zij schenen evenveel op elkaar te gelijken als twee druppels water. Maar als u het verlangt kan ik u de letters op dit ogenblik laten zien. “Madame, mogen wij uw Plakboek eens bekijken?”

“Welzeker, met genoegen!” antwoordde Madame hoffelijk. Wij wachtten ongeduldig tot de heer P. het boek kon openen. De eerste bladzijde was keurig uitgevoerd en in schitterende letters kon men er op lezen: “Third Volume, Scrapbook of the Theosophical Society. New York, 1878. Their Tribulations and Triumphs. (Derde Deel, Plakboek der Theosofische Vereniging New-York.

“Daar”, zei hij, op de S in Scrap en in Society wijzende, dat zijn de letters, die zij gebruikt heeft en deze is het die zij gemaakt heeft.” Er was geen verschil tussen. “1)

1)De verslaggever ging naar ’t schijnt op zijn geheugen af en vergat op het ogenblik zelf de titel te noteren, welke nu voor mij ligt en luidt als volgt: “Geschiedenis der Theosofische Vereniging voor en na haar geboorte en van de vernederingen, beproevingen en zegepralen hare Leden.” De letters, die H. P. B. verdubbelde, zijn de S’s in ‘History’, ‘Theosophical’ en ‘Society’, twee daarvan waren gemaakt uit de derde. De P’s zijn in ‘Post’ en ‘Triumphs’ en kleiner dan de S. Zij schijnt kalmpjes verscheidene andere letters te hebben verdubbeld, want ik vind hierin niet minder 8 A’s, behalve andere verdubbelingen.

***

ZOMER-HERFST Editie 2021

------------------------- Bij de Voorplaat   … Belangrijk (HPB) De Helende Kracht van Water (Omraam)  Urusvati.( Het Nieuwe Tijdperk ...