---
- Agni Yoga nr 437- een nieuwe
toestand-voorjaar
- Alles in
het universum ...is bewustzijn-HPB
- Het Laatste
Avondmaal (Omraam)
- Liefde
-Hart 243 - Agni Yoga
- Evolutie
(Omraam)
- Wat weten
wij over een mens? (Omraam)
- Liefde als genezende kracht- Hazrat
Inayat Khan
- Herscheppen
van gebeurtenissen ~Neville Goddard
- De daad van het kijken!- Omraam
- Agni Yoga – 473 (Rozenkruisers)
- Water- Agni
Yoga- Nieuw Tijdperk Gemeenschap – 159
- Met mevrouw Blavatsky van de Chaos
naar de verborgen Vallei- Deel 9 (laatste aflevering.)
***
Agni
Yoga – 437
Een
nieuwe toestand- Voorjaar
Elke nieuwe toestand van het
lichaam is als een nieuwe locatie waarin iemand zijn juiste plaats nog niet
heeft gevonden.
Mensen denken dat er tijden
kunnen zijn zonder gevaar; maar zelfs degenen die in een veld slapen, kunnen
door een meteoriet op het hoofd worden geraakt.
Men zou al het gevaar van
het aardse bestaan moeten begrijpen.
Vandaag hebben we onze
spiegels bekeken.
Ik zag oppervlaktegang in de
aura's van de discipelen.
Laten we stevig zijn in het
komende nieuwe jaar, want alles groeit.
De maatregelen van gisteren
zijn te klein voor toekomstige problemen.
Het zuivere hart produceert
een helder beeld, maar oppervlakbeweging duidt op een nieuwe groei in
bewustzijn.
De periode van het vormen
van nieuwe omstandigheden moet worden doorlopen, zonder verwarring, verlangen
of irritatie.
Er is veel spanning in de
ruimte en het kan een onderdrukking zijn voor de menselijke aura.
~ ☼
~
“Alles
in het Universum, door alle koninkrijken heen, is bewustzijn”.
Helena
P. Blavatsky
-----------
Het laatste Avondmaal
Omraam Mikhaël Aïvanhov
Hoe kunnen we de woorden begrijpen die Jezus uitsprak bij de
laatste maaltijd die hij met zijn discipelen had?
Hij zegende het brood en de wijn en gaf het hun met de
woorden:
‘Eet, dit is mijn lichaam.
Drink dit, dit is mijn bloed'… (Matt.26:26-28).
Op een andere plaats in de Evangeliën zegt Jezus;’Wie mijn
lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven’(Joh.6:54).
Brood en wijn zijn twee symbolen die al vóór Jezus bekend
waren en gebruikt werden.
Zij vatten heel de Inwijdingswetenschap samen, die de
wetenschap is van de twee grote kosmische principes: het mannelijk principe,
dat door het brood, en het vrouwelijk principe, dat door de wijn wordt
gesymboliseerd.
Deze twee principes werken samen in alle gebieden van het
universum.
En als je nog dieper ingaat op hun betekenis, ontdek je dat
brood en wijn twee zonnesymbolen zijn.
Voorbij het fysieke aspect van brood en wijn moet je de twee
eigenschappen van de zon zien: haar warmte en haar licht.
De warmte van de spirituele zon is de liefde en haar licht is
de wijsheid.
Jezus wilde dus zeggen: ‘Zij die de wijsheid eten en de
liefde drinken, hebben het eeuwige leven.’
~ ☼ ~
“Een wetens(w)aardigheid over
scheppingskracht *
Hart 517 - Agni Yoga
Het waarnemen van de bloemen van de
Subtiele Wereld is betekenisvol.
Het geeft aan dat de creativiteit in de Subtiele Wereld
toegankelijk is voor het vlammende hart.
Creatief zijn is daar voor de bewuste geest werkelijk
gemakkelijk.
Hij kan zonder inspanning scheppen en de aardse
voorstellingen in een betere vorm gieten, terwijl deze scheppingskracht niet
eenzijdig is; door dit proces ontstaan ook betere voorstellingen op aarde.
~ ☼ ~
EVOLUTIE
- Omraam
Door de meditatie en het gebed leren wij ons met de hogere
gebieden te verenigen en het meest subtiele deel van onze ziel naar de Hemel te
projecteren, opdat zij ons bij haar terugkeer nieuwe, spirituele elementen zou
meebrengen, die wij nog niet bezaten. Op die manier zal het ons lukken onszelf
te overtreffen in plaats van eeuwig dezelfde fouten, hetzelfde verkeerde gedrag
of dezelfde middelmatigheid te herhalen.
De dieren evolueren heel weinig, omdat hun dit vermogen van
projectie, dat de mens bezit, ontbreekt. Op identieke wijze reproduceren ze zichzelf
sinds duizenden jaren, en als ze evolueren, is het vooral dankzij hun contact
met de mens. Terwijl het menselijk wezen dat de macht heeft om zichzelf in de
goddelijke gebieden te projecteren, zuiverdere, meer lichtende elementen
aantrekt en er zo in slaagt om zichzelf te overtreffen, om zichzelf te
scheppen, om grootse werken tot stand te brengen.
Dat noemt men evolutie.
~
☼ ~
Wat weten wij over een mens?
Omraam Mikhaël Aïvanhov
Je kunt zijn fysieke lichaam beschrijven en aanraken, maar
het wezen dat dit lichaam heeft gevormd en bewoont, kun je noch beschrijven
noch aanraken.
De materie geeft ons een bepaald idee van de werkelijkheid,
maar zij is niet de echte werkelijkheid.
Wilt u dus iets wezenlijks veranderen in uw fysieke lichaam,
dan moet u zich daar niet zo mee bezighouden, want het lichaam is de
werkelijkheid niet, het is slechts een gevolg.
De werkelijkheid is het gevoel, de gedachte, en daar voorbij
nog de geest, die het vermogen heeft om door de gedachten en de gevoelens het
lichaam te vormen.
Tot hen moet u zich dus richten, zodat zij inwerken op de
materie van uw fysieke lichaam, dat geleidelijk zal gehoorzamen en zich
transformeren.
~ ☼ ~
Liefde
Hart 243 - Agni Yoga
Laten we de liefde aannemen als de stuwkracht voor de
verruiming van het bewustzijn.
Het hart zal niet ontbranden zonder liefde; zonder haar zal
het niet onoverwinnelijk zijn noch zelfopofferend.
Laten we daarom onze dankbaarheid tonen voor ieder sprankje
liefde; zij bevindt zich op de grens van de Nieuwe Wereld, waar haat en
onverdraagzaamheid zijn uitgebannen.
Het pad van liefde is de inspanning van kosmische energie.
Zo zullen de mensen hun plaats in de Kosmos vinden.
Niet als droge bladeren, maar als vlammende lotussen zullen
zij verwant zijn aan de Hoogste Wereld.
~☼~
Liefde
als genezende kracht-
Hazrat
Inayat Khan
Liefde
kan beter genezen dan iets anders ter wereld.
Er
kan geen betere genezing zijn dan de aanwezigheid van de Geliefde
bij
de ziekte van de minnaar.
~ ☼
~
Herscheppen
van gebeurtenissen
~Neville Goddard
Elke dag, voordat je gaat slapen, overdenk je de
gebeurtenissen van de dag.
Als bepaalde gebeurtenissen of momenten niet waren zoals
je wilde, herhaal ze dan in gedachten op een manier die jou blij maakt.
Terwijl je die gebeurtenissen in je hoofd her-schept,
precies zoals je het graag gezien had, ruim je je frequentie van die dag op en
geef je voor morgen een nieuw signaal en een nieuwe frequentie af.
Je hebt opzettelijk nieuwe beeltenissen gemaakt voor je
toekomst.
Het is nooit te laat om de afbeeldingen te veranderen.
---
De
daad van het kijken!
Omraam
Mikhaël Aïvanhov
Je bekijkt een gezicht, een
voorwerp, een landschap…
Ben je wel bewust van wat er
dan met je gebeurt?
Niets is weidser,
diepgaander of betekenisvoller dan de daad van het kijken.
Het lijkt eenvoudig, zonder
geheimen, maar bestudeer en ontcijfer het, en je zult ontdekken dat dit een
daad is van de hoogste magie.
Wanneer je naar een voorwerp
kijkt, weet dan dat er een gevaar of een geluk voor je op de loer ligt.
Ja, het hangt af van de aard
van het voorwerp, zijn vorm, de uitstraling en ook van je innerlijke toestand,
want je hele wezen neigt ertoe de vorm, de afmetingen en de eigenschappen van
dit voorwerp aan te nemen.
Ja, innerlijk, op het
psychische gebied, bewust of onbewust, vereenzelvig je je met wat je waarneemt.
Dit is een natuurlijke,
biologische wet.
En van deze wet, indien goed
begrepen en bewust toegepast, hangt je vermogen om te evolueren, je te
vervolmaken, af.
Maak er dus een gewoonte van
alles te bekijken wat mooi, harmonieus, lichtend en volmaakt is.
-----------
Agni
Yoga - 473
Juist zoals we de geaardheid
benaderen van de astrale wereld, laten we zo onze verhoudingen bepalen tot
Rozenkruisers, Vrijmetselaars en andere organisaties, waar het algemeen goede
wordt benaderd.
Vele Mahatma's hebben er aan
deel genomen.
En wanneer wij ons de
altruïstische, oorspronkelijke beginselen herinneren van deze organisaties,
moeten wij ze niet ontkennen.
Wanneer het gaat om oprechte
motieven, moeten alle werkers voor het algemeen goede zich verenigen, in het
bijzonder wanneer de geest ontplooid is en het bewustzijn niet slaapt.
Waarom zouden we alleen naar
veroordelingen luisteren?
Alleen op de lagere treden
worden woorden van veroordeling geuit; ze zijn misplaatst, wanneer het zaad van
het streven in de kelk valt.
~ *
~
Water
Agni
Yoga-Nieuw Tijdperk Gemeenschap - 159
Niet alleen schenken de
mensen geen aandacht aan de uitstralingen van de aarde, zij houden ook geen
rekening met de kwaliteit van het gebruikte water, al zijn zij gewend geraakt
aan geneeskundige behandeling met water.
Te hunner bescherming hebben
zij het gebruik van gekookt water bedacht, zonder er aan te denken dat bepaalde
waterorganismen niet kunnen leven in gekookt water.
Het is waar dat vele
microben bij het koken omkomen, maar anderzijds absorbeert het gekookte water
na afkoeling weer een grote hoeveelheid dode deeltjes uit de atmosfeer.
Wanneer u het
bevattingsvermogen van de hersens wenst te verminderen, drink dan koud gekookt
water dat lange tijd gestaan heeft het deelt een traagmakende verschraling aan
het organisme mee.
Wij bevelen het gebruik van
gekookt water alleen vers en zeer heet aan.
Wij benutten bronnen en
voegen er ter zuivering aluin of puimsteen aan toe.
Tufsteen, dat in de buurt
van geisers gevonden wordt, is ook geschikt als water-zuiveraar.
Zuiver water lest niet
alleen de dorst, maar ozoniseert ook de hele atmosfeer.
Wij behandelen wonden door
onderdompeling in zuiver water.
Licht en water zijn Onze
geneesmiddelen.
Onze pogingen zijn gericht
op de eenvoudigste hulpmiddelen.
Volg bij het vormen van
nieuwe gemeenschappen in alle opzichten de eenvoudige methode.
Het is nodig allereerst
holle frases aan te pakken.
Breng de praatzieke reiziger
naar een bron in het gebergte — dan kan hij zich schamen!
Vanmorgen verdreef het lied
van de bron ongemerkt de moeheid.
Deze uitstroming van energie
staat gelijk aan een sterke elektrische prikkel.
~ *
~
Zielen
herkennen elkaar door de manier van voelen,
Niet
door de manier waarop ze eruit zien.
~
☼ ~
Met
mevrouw Blavatsky van de Chaos naar de verborgen Vallei.
Deel
9 (laatste aflevering)
Johan
de Kler
Chaos
– Theos – Kosmos, de drie aspecten der Ruimte, voortgekomen uit de
Eerstgeborene, de samenvatting van de Schare der ‘Bouwers’, de Agathodaimon, de
Goede Geest, als slang gekronkeld om de verzamelruimte der wateren. (H.P.B.: De
geheime Leer, Uitgave Couvreur, Deel 1, p. 267)
Korte
inhoud van het voorafgaande:
Mevrouw Blavatsky en Mary
maken een uitstapje naar de Porta d’Olivia, in het verleden eenmaal het Ghetto
van Rome. Een terugblik op de geheime kennis van de Romeinse priesters, die
blijkbaar ook de triomfboog in de Porta gebruikten voor een occult doel. Na een
gezellig etentje ’s avonds, komt Helena in haar hotel tot een ontstellende
ontdekking.
Een
lange nachtwake
In de stille hotelkamer van
mevrouw Blavatsky tikten de nachtelijke minuten voorbij, na haar ontdekking dat
alle documenten, zo pas nog van Meester Serapis ontvangen, spoorloos verdwenen
waren. Hoe lang ze daar als versteend had zitten staren naar het lege vak in
het bureautje, kon ze later zelfs bij benadering niet meer schatten. Hield het
noodlot dan nooit op zich op de meest onwelkome wijzen met haar leven te
bemoeien? Nu dit weer! Langzamerhand kwam ze weer tot zichzelf. Haar eerste
impuls was geweest de deur van haar slaapkamer open te rukken en Babula te hulp
te roepen. Maar dan bedacht ze zich. Ze was zelfs al opgestaan en stond op het
punt haar hand op de deurknop te leggen, toen ze zich inhield.
Instinctief voelde ze, wat
het effect zou zijn, als ze haar bodyguard uit Rajastan van het gebeurde op de
hoogte zou stellen. Zonder enige twijfel zou dit in zijn ogen gezichtsverlies
voor haar betekenen! Zelfs ovor een man zou het dat geweest zijn, maar voor een
vrouw, om zo iets mee te maken, was het helemaal fataal. Rajastan was
waarschijnlijk het deel van India waar de vrouwen nog het minst in aanzien
stonden. Voor iemand als zij, die een belangrijke, misschien zelfs de
belangrijkste positie innam binnen de Theosophical Society wat ervaring en
gezag betrof, zou dit vergaande gevolgen kunnen hebben, vooral als ze er
rekening mee hield, dat ook Babula van nature behoorlijk bijgelovig was.
Mevrouw Blavatsky wilde er bovendien wat onder verwedden, dat hij op zijn kans
wachtte om het voorbeeld van Mohini te volgen. Ook Babula was, heel stilletjes,
al jaren bezig om haar de kunst af te kijken. Alsof ze dat niet heel goed wist!
Hij probeerde daartoe genoeg esoterische kennis te verzamelen en ondertussen
haar te bestuderen om aan de weet te komen hoe men de mensen tegemoet moest treden.
Zijn landgenoot Mohini was
dat al aardig gelukt. Was hij niet op dit ogenblik prinsheerlijk te gast bij
een steenrijke bankier in Elberfeld? Hij had zijn Indiaas gewaad een poos
geleden al definitief verruild voor een keurig Europees maatkostuum. Alleen
zijn tulband kon hij natuurlijk nog niet geheel afdanken. Die gaf hem immers
juist dat geheimzinnige, romantische-exotische uiterlijk dat vooral veel
vrouwen zo aantrok. Droomden ze van Maharadja-paleizen in het verre Oosten? In
ieder geval was het iets waar ze moeilijk weerstand aan konden bieden,
uitgekeken als ze waren op de kaalglimmende schedels van hun hardwerkende
echtgenoten. Die hadden alleen maar tijd voor zaken die geld opbrachten en
zelden voor ‘het hogere’. Vooral dames uit de betere kringen, die af en toe in
haar salons de zakelijke connectie van haar man, met hun echtgenotes moesten
onthalen, waren op de uitkijk naar dergelijke exotische, zich beschaafd
gedragende, interessante mannen. Op deze wijze was ten slotte in vroegere jaren
ook Caliostro in de mode gekomen. Als het eenmaal gelukt was om op deze wijze
in het ‘upper ten’ circuit door te dringen, wist nu ook Babula, (die vanzelfsprekend met Mohini een briefwisseling
onderhield) was je toekomst verzekerd. Helena overwoog dat Babula geduldig
wachtte op het moment dat hij zijn kans schoon zou zien. Tot op zekere hoogte
was hij nu eenmaal best te vertrouwen, maar ze moest hem altijd terdege in de
gaten blijven houden. Als hij er achter kwam wat haar die nacht overkomen was,
zou hij dan niet wellicht eerder proberen zich van haar los te maken? Als hij
nu zijn ontslag nam en haar alleen liet, zou dat heel ongelegen komen! Nee, hij
mocht er beslist niets van weten! De hotel-directie waarschuwen? Dat kon ook
morgen nog. Ze zouden er, zelfs met inschakeling van de politie, trouwens
weinig aan kunnen doen. De documenten zou ze er echt niet door terugkrijgen.
Hoogstens zou ze een extra rekening krijgen voor het beschadigde bureautje.
Waarschijnlijk zouden ze dat maar al te graag doen, omdat ze voor Babula geen
slaapkamer in rekening hadden kunnen brengen… Nee, ze zou dit zelf moeten zien
op te lossen!
Allereerst moest ze
beginnen, nu direct nog, alles op te schrijven wat ze zich herinnerde over de
inhoud van de documenten. Voor de ochtend aanbrak, had ze dan vast wel een idee
gekregen over wat haar verder te doen stond.
Verontrust
Toch was er één ding dat
haar maar niet losliet en dat zelfs steeds meer door haar hoofd ging spoken:
wie kon er belang bij hebben de documenten te stelen? Welke tegenstander was er
op uit het werk van de meesters dwars te zitten? Het verontruste haar. Al die
jaren had ze stilzwijgend aangenomen dat de Meesters misschien dan op het
aardse terrein af en toe de wind tegen hadden, maar op de hogere gebieden waren
ze op hun eigen terrein en dus onverslaanbaar. Maar was dat ook zo? Ze wist
niet hoe het kwam, maar plotseling was daar de twijfel… Stel dat ze het mis
had? Er waren immers altijd nog de duistere machten van het linker pad. Ineens
herinnerde ze zich nu, dat vooral Meester Morya daar al zo dikwijls voor
gewaarschuwd had. In gedachten ging ze een aantal meer normale mogelijkheden
na, maar vond geen bevredigend antwoord. Ze had, vooral in India, al heel wat
tegenwerking ondervonden, maar dit soort acties, met een griezelig magische
sfeer, had ze nog niet eerder ontmoet. Het had de signatuur van een bepaald
soort beroepsactie. Het deed haar denken aan vroeger, toen ze nog volop
werkzaam was in het meer geheime actiewerk van de Broeders. Die kregen hun
instructies op hun beurt van de Mahatma’s, die nu eenmaal niet op alle kleinere
details konden letten, omdat ze de grote lijnen in het oog moesten blijven
houden. Ze herinnerde zich ook het gevoel van een kwaadaardige vibratie dat
haar zo beklemde, even voor ze de diefstal ontdekte. Kon het zijn dat hier
iemand, of zelfs een groep achter zat, die ook met occulte middelen werkte?
Ineens moest ze nu denken aan een verdere belangrijke waarschuwing die,
afkomstig van Koot Hoomi, ook in de documenten was opgenomen. Wat was dat toch
ook al weer? Was ze er misschien een beetje al te vlug overheen gegaan,
overdonderd als ze was door het overlijdensbericht en de temporisering van het
actieplan van de Mahatma’s? Was die waarschuwing van hem niet eigenlijk nog
veel belangrijker dan het bericht over de concurrerende ‘Hermetische
Broederschap van Luxor’?
Wat ontzettend dat dit haar
nu maar niet te binnen wilde schieten. Het beangstigde haar. Normaal was haar
geheugen toch heel goed, speciaal getraind als ze op dit punt was. Het leek wel
of er een macht werkzaam was, die een sluier over dit deel van haar geheugen
legde. Doelbewust! Als haar vermoeden op dit punt juist was, moesten dit
geduchte tegenstanders zijn. Dus tóch de legerscharen der Duisternis? Helena
huiverde. Als dit zo was, als ze inderdaad nu gestuit waren op die machten of
alleen maar de voorposten daarvan, dan betekende dit dat de strijd niet meer
alleen op aarde zou moeten worden uitgevochten, maar dat het strijdtoneel zich
zou gaan verplaatsen ook naar de hogere gebieden van de subtiele werelden.
Misschien was dit zelfs al lang aan de gang! Resoluut zette Helena die
gedachten van zich af. Nu moest ze haar tijd ten volle benutten.
Tussen
Chéos en Chaos
Ze probeerde zich alles te
herinneren wat Koot Hoomi haar in zijn brief had opgedragen. Daar waren de
belangrijke instructies voor het schrijven van De Geheime Leer. Eén ervan ging
over een kernpunt, het ontstaan van de wereld.
Bij tal van filosofen had
daarover een belangrijk misverstand postgevat. Dat bleek wanneer zij poogden
uit te leggen dat de wereld was ontstaan uit Chaos. De oorzaak hiervan was dat
men, vooral in het Westen, chaos als volkomen hetzelfde zag als wanorde. Dit
misverstand werd nog versterkt door een verkeerde spelling. Volgens Koot Hoomi
had het eigenlijk gespeld moeten worden ‘CHÉOS’, de hoogst denkbare vorm van
creatie, waarin niets zich herhaalt. Alles wat in de Chéos voorkomt is daardoor
absoluut Uniek. Als zodanig is dan ook de CHÉOS de basis-demonstratie van de
Totale Eenheid. Het is voor de mens echter tegelijk iets verschrikkelijks,
omdat hij er met zijn begripsvermogen geen enkele vat op kan krijgen… Dat komt,
omdat de mens zich alleen maar in een wereld kan oriënteren met behulp van
‘categorieën’. Dat klinkt heel moeilijk, maar het wil doodeenvoudig zeggen dat
ons denkvermogen lijkt op een systeem dat ingedeeld is in hokjes. Dat werkt zo,
dat in elk hokje beelden van dingen uit onze omgeving netjes verzameld zijn,
met andere beelden van dezelfde soort. Aan die soort geven we dan ook een naam.
Op die manier her-kennen wij de dingen om ons heen. Zodra we ons echter
geplaatst zien tegenover de Unieke Chéos, faalt dit systeem volkomen. In ieder
hoekje zit immers nu nog maar één enkele afbeelding. Binnen dit hokje kunnen
wij niet meer onderlinge vergelijkingen verrichten om op die manier erachter te
komen wat de kleine verschillen uitmaken. Daardoor kunnen we hierover ook niet
meer oordelen. Zich oriënteren binnen de Chéos wordt daardoor volkomen
onmogelijk, zodat we ons erger gaan voelen dan een kat in een vreemd pakhuis.
We kunnen nu ook geen ervaring meer opdoen, door op de ‘wetenschappelijke’
manier met de elementen van de Chéos te experimenteren. Er is er immers telkens
maar één van, waardoor elk experiment zinloos en onmogelijk wordt, omdat na het
experiment het voorwerp waarop het experiment betrekking had, ook voor goed
verdwenen zou zijn, gesteld zelfs, dat we erin zouden slagen ons van zo’n
element uit de Chéos meester te maken.
De
ene Chaos is de andere nog niet!
De niet wiskundig geschoolde
lezer is geneigd aan te nemen, dat er maar één chaos is, en wel in het geval
dat ‘er geen orde is’. Hierbij speelt een zekere eigenwaan, dus eigenlijk een
invloed van het ego, mee. Door die eigenwaan vindt men dat als men geen wetmatigheid
in de rangschikking kan ontdekken, dat die wetmatigheid er doodeenvoudig niet
is. Men redeneert, ‘als die wetmatigheid er wèl was, dan had ik hem toch zeker
in één oogopslag ontdekt!
Máár: dat is niets meer of
minder dan een grove zelfoverschatting. Een eenvoudige korte studie van de
wetenschap van de geheimschriften is al voldoende om aan te tonen dat die
opvatting volkomen fout is. Bij een geheimschrift wordt een goed leesbaar
bericht opzettelijk zo verhaspeld, dat er geen touw meer aan vast te knopen is.
Het lijkt wanorde, een volkomen onleesbare hutspot van letters. Toch is het
voor iemand die de sleutel heeft, vrij eenvoudig om de ogenschijnlijke wanorde
leesbaar te maken. Er was dus in werkelijkheid helemaal geen wanorde. Het
begrip ‘chaos’ zou dus nauwkeuriger te definiëren zijn met: ‘een rangschikking
waarvan de wetmatigheid ons nog ontgaat’. Om dat alles duidelijk te maken, had
K. H. er nog een schetsje bij getekend. Ofschoon Helena bij de eerste lezing
was snel over de tekst was heengegaan, was het schetsje, juist omdat dit niet
zo dikwijls in haar brieven voorkwam, in haar geheugen blijven hangen. Ze begon
daarom ijverig dit weer opnieuw op papier te zetten.

Wat het schrijven van De
Geheime leer betrof, kreeg Helena als algemene instructie, dat het een lijvig
boekwerk moest worden, met veel feiten, omdat het gericht moest zijn tot de
westerse mens, die binnenkort de vele eeuwen van wetenschappelijke ontwikkeling
zou binnengaan. Die zou een meer wetenschappelijke aanpak meer aanspreken dan
de heilige boeken van andere godsdiensten, die door historische onderzoekers
weldra zo geanalyseerd zullen worden, dat er bijna niets meer van overblijft.
Vooral K. H. was van mening, dat, als de mensen de essentie van de Bijbel
zouden krijgen in de vorm van een lijstje met de Tien Geboden, gedrukt op een
kaartje, dat ze gemakkelijk in hun portefeuille zouden kunnen dragen, ze er al
gauw net zo veel eerbied voor zouden hebben als voor het adreskaartje van hun
loodgieter.
De
zeven geheimen
Behalve dat het boek veel
feiten moest bevatten, kreeg Helena opdracht er zeven geheimen in te
verstoppen, en wel zodanig, dat alleen de zéér oplettende lezer het zou vinden
en begrijpen. Alle andere haastiger lezers zouden er volkomen argeloos overheen
lezen. Ze vond het eigenlijk iets, waar ze enige twijfels over bij zichzelf
voelde opkomen. Eigenlijk durfde zij het zich nauwelijks te bekennen, want K.
H. was uiteindelijk een Meester, máár, eerlijk gezegd, kon hij haar af en toe
toch wel eens irriteren. Hij wist ook alles zo goed, soms wel eens té goed. Of
was zoiets onmogelijk? Toch voelde ze diep in zichzelf protest omhoog komen.
Als ze eens probeerde om naast de dikke Geheime Leer ook eens een heel dun
boekje te schrijven? Waar al het wezenlijke toch heus in stond? Alles wat men
nodig zou hebben om te weten, ten einde zelfstandig de Poort der Inwijding dóór
te gaan! Ja! Dat zou een goed idee zijn, zodra ze daarvoor meer tijd had. Zelfs
de Meesters zouden verbaasd zijn. Wacht maar af! Dacht ze. Wacht maar af!
Zo ging een nacht voorbij,
terwijl de stapel losse papiertjes met aantekeningen hoger werd. Tenslotte
besefte Helena, dat ze op die manier toch niet tot aan de ochtend kon blijven
doorgaan Eenmaal in bed liggende gingen haar gedachten onwillekeurig terug naar
de laatste keer dat ze de Mahatma’s Morya en Koot Hoomi in levende lijve had
ontmoet.
Een
avontuurlijke tocht
Dat was een paar jaar
geleden, nadat zij het in India zo te kwaad gekregen had met de steeds maar
terugkerende gevolgen van de ziekte van Bright, opgedaan door het lang
achtereen verblijven op grote hoogte, tengevolge van de lage luchtdruk daar.
‘Mijn erfenis van Tibet’, had ze het wel eens genoemd. Nadat de beide meesters
ook weer verhuisd waren en dit keer (maar dat was eigenlijk zéér, zéér vertrouwelijk!)
verblijf hielden in Tibet, in een van de eenzaamste uitlopers van de
Chumi-vallei, had ze het plan opgevat hem daar eens op te zoeken. Ver was het
niet: hemelsbreed circa 50 mijl vanaf Darjeeling. Ze was er toen van overtuigd,
dat de Meesters haar weer een groot deel van haar gezondheid zouden kunnen
teruggeven. Na hun toestemming te hebben verkregen, liet Helena er geen gras
over groeien. Ze besloot mee te reizen met een groepje bevriende Bengaalse en
Ceylonese theosofen, die toch die kant op wilden. Ofschoon dit allemaal lang
niet zonder moeilijkheden was gegaan, arriveerde ze tenslotte toch goed en wel
in Choom. Daar, na afscheid van de groep, liet ze zich brengen naar het
Boeddhistische Klooster van Lama Jyatsho. Ze kende hem wel. Hij was niet alleen
een bedreven astroloog, maar ook een deskundige op het gebied van rituele
voorwerpen. Onder zijn persoonlijke leiding was het klooster – inclusief een
waardevolle bibliotheek – indertijd gebouwd. Ze wist, dat ze bij hem één of
meerdere nachten zou kunnen logeren, omdat hij altijd gastvrijheid verleende
aan doortrekkende pelgrims. In haar bagage had Helena ook een broekrok
meegenomen, zodat ze gemakkelijk zou kunnen paardrijden. De zuivere berglucht,
maar ook het bewustzijn dat e straks weer door oerwoud zou reizen, misschien
zelfs te paard, maakte dat ze ondanks haar vermoeidheid zich toch weer een
ander mens begon te voelen.
Even uit de sleur zijn was
toch al een verademing. Bij het klooster
gekomen hoorde ze het monotone gebrom van vele mannenstemmen, die zeer langzaam
en nadrukkelijk, lange mantramzinnen reciteerden, onder begeleiding van zware
gongslagen. Het ritueel ging geruime tijd door. Helena had geleerd in zo’n
situatie rustig te wachten. Lama Jyatsho ontving haar daarna allerhartelijkst.
Hij was blij met een gast met wie hij ook over esoterische onderwerpen naar
hartenlust zou kunnen praten. Het klooster maakte vooral van binnen de indruk
veel ouder te zijn dan het in werkelijkheid was. Dat kwam natuurlijk door de
talloze boterlampjes, waarvan een groot deel dag en nacht brandden, waarbij hun
walm opsteeg en zich hardnekkig hechtte aan het houtwerk. Alleen al de lucht
ervan maakte dat ze zich weer geheel thuisvoelde in de Himalaya-sfeer. De dagen
die volgden gingen heel genoeglijk voorbij. Ze dronk thee met de Lama, waarbij
ze wijselijk koos voor de wel erg zoete thee-met-melk, omdat de voedzame
thee-met-yakboter meestal een noodlottig klonterende invloed heeft op de
darmen, voor wie daar niet aan gewend is. De abt verenigde uiteenlopende eigenschappen
in zich. Enerzijds was hij een typische agrarische figuur, die veel kennis
bezat van paardenfokken. Daarbij kon hij onderhandelen als de beste. Hij genoot
ervan om af te dingen tot ‘rock-bottom’
prijzen, als hij aan het inkopen was. Anderzijds had hij een grote kennis van
de esoterie. Een geliefkoosd onderwerp bij hun avondgesprekken was het bestaan
van de ‘ongeschapen, onuitspreekbaar uitgebreide, absolute ruimte’. Als hij
daarover in vuur raakte, keek Helena nadenkend naar zijn gerimpeld gelaat, met
de glanzende ogen, die iets schenen te zien wat voor anderen volkomen
onzichtbaar was. Zijn mauve mantel harmonieerde goed met de grote amethist die
hij in de ring droeg.
Stand
van planeten
Toen ze later ontdekten dat
ze precies even oud waren, was zijn interesse nog meer gewekt en kon hun
relatie helemaal niet meer stuk. Als vanzelf kwam toen hun gesprek op de
astrologie en het interessante verschijnsel dat zich naar zijn zeggen
binnenkort aan de hemel zou voordoen. Dit was niet meer of minder dan de
samenstand van de planeet Uranus met de ster Regulus, (ook wel het hart van de
leeuw genoemd), onder een driehoek aspect met de planeet Neptunus. Helena vroeg
geïnteresseerd wat hij hieruit kon afleiden. Hij keek haar verbaasd aan, alsof
hij zich nu pas realiseerde, dat hij met iemand zat te praten aan wie hij
bepaalde dingen niet mocht openbaren. Helena begreep uit zijn zwijgzaamheid,
dat ze op verdere mededelingen van zijn kant niet behoefte te rekenen, dus ze
excuseerde zich en ging naar haar kleine slaapplaats.
Aangezien de verhouding met
de Lama zo goed was, kreeg Helena gemakkelijk toestemming om van één van zijn
paarden gebruik te mogen maken om weer te oefenen. Het terrein in de nabije
omgeving leende zich uitstekend voor eenvoudige korte ritjes. Choom, op circa
vijf mijl van het iets lagere en meer noordelijke Darjeeling gelegen, vormde de
afgeronde topvan een berg, waarop het oorspronkelijke bos gekapt was en
vervangen door thee-plantages in terrasbouw. Na zonsopgang, als de
ochtendnevelen waren opgetrokken, werden aan de horizon de majestueuze
contouren zichtbaar van eht Kachin Chinga bergmassief, waarvan de hoogste top
maar een paar honderd meter lager was dan de Mount Everest. Met was geluk bleef
dit impostante vergezicht dan nog een paar uur zichtbaar, tot in de middag
wolken zich eromheen stapelden. Vanaf haar rijdier keek Helena steeds weer
geboeid naar dit schitterende, steeds veranderende tafereel. Het was maar goed
dat haar paard de weg beter kende dan zijzelf!
Tenslotte kwam de dag, dat Helena
zich sterk genoeg voelde om verder te reizen. De Lama raadde haar ten sterkste
af om dit te paard te doen. ‘De hellingen aan de Oostkant van de berg zijn echt
te moeilijk’ gaf hij als zijn mening, waarvan hij niet was af te brengen.
Helena verdacht hem ervan dat hij zijn paard niet kwijt wilde, maar berustte
uiteindelijk, vooral omdat Jyatsho bereid was om een draagstoel met de nodige
dragers voor haar te organiseren. Haar volgende doel zou weer een klooster
zijn, ditmaal bij de rivier gelegen, enige dagreizen verder. Men zou kunnen
overnachten in enkele kleine boerderijtjes die langs de weg bereikbaar waren.
Zo kwam Helena, na een paar dagen bij de grens met Sikkim, een streek, die de
wereld erom heen liever buitensloot en vooral afwerend was tegenover mensen van
niet Boeddhistische geloofsovertuigingen. Ook tegen haar maakten de wachters
bezwaar, ofschoon ze niet eens de streek zelf wilde bezoeken, maar uitsluitend
een deel van Sikkim wilde doorreizen, op weg naar Tibet. De wachters waren
geposteerd aan de ingang van een hangbrug over de Rangitrivier.
Gelukkig arriveerden de
Meesters Koot Hoomi en Morya net op tijd aan de overkant, om Helena af te
halen. Dit bracht de lastige brugwachters aan het twijfelen.
Onmiddellijk zag Helena haar
kans schoon. Hen voorbij glippende, snelde ze op een draf over de bij elke stap
wiebelende golvende hangbrug, met op het smalle plankier ternauwernood plaats
voor twee voeten naast elkaar.
Vóór ze van hun verbazing
bekomen waren had Helena zich al in de armen van Meester Morya geworpen. Te
zeggen dat Helena dolblij was om weer in het gezelschap van haar geliefde
Meesters te zijn, was zwak uitgedrukt. Dit allergelukkigste moment in haar
leven zou nimmermeer uit haar herinnering verdwijnen. En tot overmaat van
vreugde: ze hadden inderdaad een rijpaard voor haar meegebracht! Binnen enkele
minuten zat Helena dan ook weer in het zadel, waarna ze zo gauw mogelijk de
brug achter zich lieten, om door te rijden naar de plek van hun eerste bivak.
De volgende dag reden ze met hun drieën verder. Omdat ze hun verblijfplaats
zoveel mogelijk geheim wilden houden, leefden de beide Meesters zonder
bedienden. Om dezelfde reden zouden ze het hele traject over kleine bospaadjes
afleggen, om vooral de beambten bij de Tibetaanse grens maar liever niet tegen
te komen. De nog af te leggen afstand zouden ze in een dag of vijf gemakkelijk
kunnen doen. Daarvoor hadden ze genoeg proviand bij zich, in de zadeltassen van
een meegevoerd pakpaard.
Overnachten
in het oerwoud
Het was ook niet koud, dus
het overnachten in het oerwoud onder de blote hemel zou geen enkel probleem
opleveren. Gevaarlijke dieren waren er niet. De hoofdzaak was dat ze zodoende
ook de karavaanweg langs Gangtok zouden mijden. Het kwam Helena voor dat ze in
een paradijs reisde. Dromerig luisterde ze naar het krijsende geluid van apen,
die elkaar in het hoge geboomte achterna leken te zitten. Stapvoets reden ze
over de smalle voetgangerspaadjes die zich hele einden kronkelden door een
romantische en kleurrijke ondergroei van irissen en azalea’s. Verbaasd keek ze
naar enorme witte hibiscusbloemen, die in de korte schemering wel een
geheimzinnig licht schenen uit te stralen. Dan de onafzienbare rijen
rhododendrons, waarboven hele wolken hingen van ontelbare dansende, rood
glanzende vlinders. Slechts een paar dingen zeiden haar echter dat ook dit
paradijs toch niet zonder zorgen was. Het eerste dat haar opviel betrof Mahatma
Morya. Tot haar ongerustheid zat hij lang niet meer zo stevig in het zadel als
vroeger… En zij kon het weten, want ze had duizenden mijlen met hem gereisd in
vroegere jaren. Andere zaken die ontnuchterend konden werken waren de
stortregens, die plotseling, meestal ook zonder de minste waarschuwing, op de
argeloze reiziger konden neerdalen. Binnen een minuut kon men dan doorweekt
zijn tot op de huid. Helena probeerde dit maar filosofisch op te nemen,
overwegende dat ze in de slag bij Mentana dit toch ook goed doorstaan had. Ze
sliepen in hangmatten waarboven tussen bomen, over een noklijn een dekzeil
gespannen was. Voor het slapengaan keek Helena de eerste keer wat achterdochtig
onder zich. Over de druipnatte bosgrond spoedde zich daar een leger rode mieren
voort naar een onzichtbaar doel. Ze hoopte maar dat verkenners van de
hoofdmacht haar straks niet uit de slaap zouden komen wakkerkriebelen.
Hinderlijker nog vond ze de kleine vliegjes, die soms ineens de reizigers
kwamen plagen en die vervelende jeukplekken achterlieten. De paarden hadden van
dit alles misschien nog het meeste te lijden, omdat in de blijvende vochtplekken
onder de zadels zich hinderlijke schimmels konden gaan ontwikkelen.
De tocht door de bergpas
‘Nathoe-La’1
Langzamerhand kwamen ze
tegen het einde van de tocht hoger, steeds hoger. De lucht werd merkbaar ijler.
Al gauw lieten ze een steeds dunner wordend sparrenbos geheel achter zich en
gingen met langzame en hijgende paarden de rotsachtige helling op naar de pas.
Hier en daar lagen dikke sneeuwplakkaten die taai groeiende dwergdennen
overdekten. Dan verdween ook het kreupelhout. Een lichte nevel, die hen al had
begeleid sinds het bos, ging nu over in een dichte mist, die in flarden werd
voortgezwiept door een ijzige wind met verdwaalde sneeuwvlokken. Ze reden nu
voorzichtig verder tussen hoger wordende rotsen. Luisterend naar het sombere
gehuil van de wind, dook Helena dieper in de kraag van haar Tibetaanse mantel
en begon zich voor het eerst af te vragen of ze eigenlijk niet aan een
krankzinnige onderneming was begonnen. Hoe had ze het in haar hoofd gehaald om,
impulsief als ze dikwijls kon handelen, ondanks haar lichamelijke klachten aan
deze reis te beginnen? Of waren de klachten niets anders dan een voorwendsel
geweest om de Meesters nog eens te zien? Ze gaf er de voorkeur aan om die vraag
maar niet te beantwoorden, bang als ze was, dat de Meesters haar al lang
doorzien hadden… Aan de andere kant van de pasovergang, die tevens een grens
was, daalde de weg over een stenige glooiing naar een aanvankelijke laag
bosschage. Ze waren nu in Tibet! Zo gauw ze konden gingen ze een smal paadje
linksaf, tot een plek waar Koot Hoomi plotseling stilhield.
Aan hun rechterhand
waren de naaldbomen daar dicht ineen gegroeid tot een ogenschijnlijk bijna
onontwarbare massa. Nadat allen naast de paarden stonden, toonde hij haar, hoe
op een bepaalde plek toch de takken vaneen gebogen konden worden. Met de
paarden achter zich aan konden ze er net door. Achter hen zwiepten de takken
terug. Niemand zou ooit vermoeden, dat hier een pad begon. ‘Dit pad wordt
alleen door ons gebruikt’, legde Koot Hoomi uit. ‘Het loopt namelijk dood, even
voorbij ons bescheiden verblijf’.
Vitaal
als altijd maakte Koot Hoomi nog regelmatig ritten in de omgeving van de
geheime, voor buitenstaanders praktisch onvindbare vallei.
Verblijf
van de Meesters
De Chumbi-vallei deed haar
naam ‘de vernauwde vallei’ eer aan. Vooral het gedeelte waar de Meesters zich
een verblijf hadden ingericht was erg smal en rotsachtig. Het was eigenlijk
niet meer dan een rotskloof, die alleen vanaf het verborgen bospaadje
bereikbaar was. Even voorbij het eenvoudige verblijf ging het pad nog wel even
verder door, maar al gauw werd het niet veel meer dan een richel, waar het erg
riskant werd om te gaan en te staan. Op een bepaald punt was het ook bijna niet
meer mogelijk om te keren, als men zich wat onberaden toch te ver gewaagd zou
hebben. Later wees Koot Hoomi daar vlak bij Helena op een, zoals hij het noemde
‘interessante bijzonderheid’. ‘Dat is nl. onze enige aansluiting op stromend
water!, zei hij monter, wijzend naar een smal watervalletje dat langs de
rotswand omlaag plensde.
Achter een gordijn van
hangplanten was daar een zitplaats gemaakt midden op een overhangend stuk rots.
‘Lekker vooral om te baden. Wel je altijd goed vasthouden!’ merkte hij droog
op. ‘En niet teveel zeep gebruiken, anders wordt de rotsplaat glibberig’.
Helena boog zich voorzichtig
was voorover en tuurde in de spleet, die in de diepte steeds nauwer werd Ver
beneden schenen de gladde wanden elkaar bijna te raken. Daaronder kon slechts
weinig daglicht doordringen in de schemerige bodem van de kloof. Ze zag dat
naast haar ook een geul was aangelegd, waarlangs water werd afgeleid naar een
komvormige holte in de rots. ‘Daar scheppen we ons kook- en drinkwater’, legte
K.H. uit. ‘Dat is dus gegarandeerd steeds puur natuur!’ Ineens merkte Helena,
dat een geleidekoord langs de rotswand was aangebracht. Het zag er verrassend
nieuw uit. Plotseling voelde zij zich bezwaard. Het was maar al te duidelijk
dat de beide Meesters zich hadden uitgesloofd om dit speciaal voor haar aan te
leggen. K.H. had haar blik gevolgd. Hij lachte. Wat was hij eigenlijk
jongensachtig gebleven, vond ze. Toen zei hij: ‘We krijgen nu eenmaal niet elke
dag dames op bezoek!’ Ze keek naar zijn lenige gestalte. Hij was inderdaad nog
steeds vitaal. Zo maakte hij nog regelmatig ritten in de omgeving. Gedeeltelijk
was dit nodig om proviand te halen, maar ook om het contact met een aantal
chela’s (leerlingen) in de omgeving in stand te houden. Voorts was er op een
geheime plaats, zo ongeveer halverwege de Mount Everest, nog een plaats van
samenkomst van een kleine groep Adepten. Morya maakte nog maar bij uitzondering
dergelijke tochten. Nu Helena gezien had wat een moeite hij had met langere
dagritten, verwonderde dit haar helemaal niet. Eén ding was absoluut zeker:
haar gezondheid ging met sprongen vooruit! De berglucht, de rust en het
gezelschap van de meesters deden op zichzelf al wonderen. Daarbij kwam de
kruidenkuur die ze nu volgde en de magnetische behandeling die Koot Hoomi op
haar toepaste. Na zo’n behandeling placht hij haar in een magnetische slaap te
brengen.
Een
afgeluisterd gesprek
Uit zo’n genezende slaap
ontwaakte ze altijd verfrist en ontspannen. Nog steeds teruggaande in haar
dromerige herinnering, liggende in haar slaapkamer in Rome na de ontdekking van
de verdwijning van de documenten van Serapis, begon ze zich wat doezelig af te
vragen waarom ze eigenlijk juist aan deze episode terugdacht. Wat was het
verband met de diefstal thans?
Kon er een vingerwijzing in
vervat zijn? Oefende Serapis misschien telepathisch invloed op haar uit, om haar
de sleutel tot het oplossen van de moeilijkheden te laten ontdekken? Opnieuw
probeerde ze zich die middag in de Chumbi-vallei voor de geest te halen. Ook
toen bevond ze zich een poos in een halfslaap, waaruit ze slechts langzamerhand
ontwaakte. Zacht stemgemurmel drong tot haar bewustzijn door. Ze herkende de
stemmen van de beide Meesters. Van achter een scherm ving ze een deel van hun
gesprek op. Haar slaaptoestand maakte ineens plaats voor een grote helderheid
van geest.
Eerst hoorde ze een tijd
lang alleen het gezellige gesnorkel van de waterpijp van Morya, een pijp
waarbij hij meer en meer troost scheen te vinden. Het kalmeerde haar, dat
reutelende geluid. Ineens werd ze zich ervan bewust, dat beide Meesters met een
gesprek bezig waren, waarin ze, nadenkend, met grote tussenpozen enkele woorden
en zinnen met elkaar wisselden. De woorden die ze opving, en waarover ze
destijds niet verder had nagedacht, kregen nu ineens een geheel nieuwe
betekenis. Meester Morya had net één of andere opmerking gemaakt die niet
helemaal tot haar was doorgedrongen, maar het antwoord van Meester Koot Hoomi
verstond ze heel duidelijk: ‘Als onze tegenpartij doorgaat met het versterken
van hun positie, zullen we ons steunpunt op de Balkan misschien moeten
opgeven.’
Het was even stil. Dan
antwoordde Morya iets, maar zijn woorden waren voor een deel moeilijk
verstaanbaar, omdat hij tegelijk aan zijn waterpijp zoog: ‘Die ellendige Si…(?)
worden steeds brutaler de laatste jaren, (protl)’. Koot Hoomi: ‘En talrijker!
Vergeet dat vooral niet! Hun aantal is enorm toegenomen.’ Morya: (protl) Het
ergste is, dat ze onze telepathische verbindingen steeds meer gaan storen! Ze
moeten over occulte kennis uit de hogere gebieden beschikken! Zou het kunnen
zijn dat ze zelfs bestuurd worden vanuit …(protl)?’
Helena probeerde de benaming
die hij gebruikt had toen, uit haar herinnering te reconstrueren, maar het
bleek onmogelijk. Plotseling leek het, of voor haar bevattingsvermogen een
scherm werd weggenomen. Voor haar
innerlijk blik ontvouwde zich een geheel nieuw inzicht, verrassend, maar
tegelijk beangstigend! Het dagend besef dat ook de groep van de Meesters op een
mondiale, misschien zelfs kosmische schaal verwikkeld was in een strijd met
duistere machten. Machten, die niet alleen formidabele tegenstanders waren,
maar die ook konden opereren in de verschillende sferen die de aarde omringden.
Zeer zeker op het etherische, astrale en mentale gebied. Misschien zelfs op het
intuïtieve gebied? Helena merkte nauwelijks dat ze zich nu niet meer goed kon
concentreren: ze gleed af naar de droomloze slaap, vermoeid als ze was…
Of droomde ze toch? Ineens
werd zij er zich van bewust dat zij zich bevond in een stil, eenzaam bos. Het
was zeer duister, maar toch was alles goed zichtbaar. Verwrongen, doorgroefde
stammen kronkelden zich vlak boven haar hoofd. De grond was bultig, alsof er
veel geheimzinnige zaken waren begraven. Ze merkte dat ze zich er slechts met
moeite over kon voortbewegen. Het leek wel of het weinig licht dat er was
afkomstig was van minuscule bloemetjes en zachte mosbedden aan haar voeten. Ze
raapte iets op, dat plotseling haar aandacht trok. Waar deed het haar toch ook
weer aan denken? Ze gooide het weer weg. Op een vreemde manier was ze zich
ervan bewust dat ze, te midden van dit woud der absolute eenzaamheid, op weg
was naar het zuiden. Tegelijk besefte zij, diep in haar hart, dat deze weg voor
haar was afgesloten. Ze zou moeten omkeren, in de richting van het noorden. Of
ze wilde of niet: dáár lag een taak voor haar, een taak die nog af moest…
Ze werd wakker, met de
herinnering aan haar laatste droomfragment nog duidelijk in haar gedachten. Ze
probeerde zich te binnen te brengen, wat precies ze toch eigenlijk had
opgeraapt? Vergeefs! Dit detail wilde niet naar haar herinnering terugkomen.
Helena stond op en nam een besluit: na het ontbijt zou ze Babula opdragen met
de hoteldirectie af te rekenen en te zeggen dat zij overmorgen haar verblijf in
Rome wenste te beëindigen. Ze zou hem dan meteen precies instrueren, hoe ze
dacht verder te reizen. Naar het Noorden. Rome, begin augustus 1885.
Noten
1 De betekenis van
NATHOE-LA.
‘THOE’ verwijst naar de
uiteindelijke bestemming, of alleen maar naar de richting van een plaats
(Jäschke, Tib. Dict. P204, k. 1). ‘NA’ betekent ‘niet’.
‘LA’ betekent in dit
verband: ‘berg-pas’, in het algemeen: ‘overgang tussen twee bergdalen’.
‘Na-thoe-la’ wil dus zeggen:
de pas die niet voert naar een uiteindelijke bestemming.
Vooral het woord ‘LA’ is
voor de theosofie bijzonder interessant, omdat het voorkomt in het begrip:
‘LAYA-punt’ (zie de G. L.) Hierin staat ‘YA’ voor ‘weg’ of ‘tijdsduur’. Een
Laya-punt is daarom een soort rustpunt in een parcours, net als bij de pasovergang
tussen twee dalen, waar dan ook veelal een pleisterplaats is gevestigd. In het
bijzonder zijn Laya-punten aanwezig tussen twee bestaanssferen van verschillend
trillingsniveau. Het is opmerkelijk dat de astrofysica thans ook dergelijke
punten in de cosmische ruimte begint te ontdekken. Bij de wetenschappers staan
ze tot heden bekend als ‘zwarte gaten’, die men omschrijft als speciaal
gevormde ‘wormgaten’, die naar een ander
universum zouden kunnen leiden. Tot dusver neemt men echter oudergewoonte aan,
dat zo’n ander universum eveneens net zo fysisch is als het ons bekende.
***